In november 2010 organiseerden de Oost-Vlaamse bekkensecretariaten een forum over het visbeleid. Hoe het intussen gesteld is met de visstand in het Denderbekken vernemen we uit een aantal recente studies.
Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) onderzocht in het kader van het Meetnet Zoetwatervis in 2010, twaalf zijbeken van de Dender. Dit gebeurde met een speciale visserijtechniek, nl. elektrovisserij. Slechts in vier van de twaalf onderzochte beken werd vis aangetroffen. Het maximum aantal vissoorten dat in één beek gevonden werd, was vier. Bovendien zijn alle aangetroffen vissen vervuilingsresistente soorten. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat alle onderzochte zijbeken ontoereikend tot slecht scoorden voor de visindex, een maat voor de ecologische gezondheid van een waterloop. Het rapport kunt u raadplegen op de website van het INBO.
Gelukkig zijn niet alle zijbeken van de Dender er zo erg aan toe. Het INBO onderzocht ook de Marke op vraag van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). De VMM plant immers een grootschalig ecologisch herstelproject voor de Marke, met hermeandering en het opnieuw mogelijk maken van vismigratie als belangrijke onderdelen. Uit dit onderzoek bleken maar liefst 19 vissoorten in de Marke rond te zwemmen, waaronder één beschermde soort (de bittervoorn) en slechts één exoot (de blauwbandgrondel). De Marke is dus duidelijk een van de betere zijbeken van de Dender. Het geplande herstelproject zal de ecologische waarde van de beek zelfs nog doen toenemen.
Op vraag van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en van de Provinciale Visserijcommissie (PVC) werd de Dender in 2011 heel nauwkeurig afgevist waarbij ook schattingen van de populatiegrootte en visdensiteiten werden gemaakt. Er werden verschillende trajecten onderzocht verspreid over 8 stuwpanden, zowel in de beneden- als middenloop van de Dender.
Stroomopwaarts van Geraardsbergen komen iets meer soorten voor dan stroomafwaarts, maar al bij al scoort de Dender met een totaal van 19 soorten niet erg hoog. Vooral het ontbreken van typische stroomminnende vissen – met uitzondering van winde – valt op. Migrerende soorten als paling en bot werden wel aangetroffen in het eerste pand boven de getijsluis in Dendermonde, maar tot in het volgende pand, na de stuwsluis van Denderbelle, blijken ze nog niet te geraken. De visbiomassa’s zijn over het algemeen matig tot goed te noemen, met een gemiddelde van 130 kg/ha. De Dender is een zogenoemd source-sink systeem: de bovenloop fungeert als bron voor aanvulling van het visbestand benedenstrooms. In de bovenste panden is er natuurlijke voortplanting van vissen, maar regelmatig spoelen grotere en kleinere vissen af naar de benedenstroomse panden van waaruit ze niet terug naar boven kunnen zwemmen door de verschillende sluis-stuw kunstwerken op de Dender.
De regelmatig nog onvoldoende waterkwaliteit met puntlozingen, de verschillende barrières voor vismigratie en het tekort aan natuurlijk begroeide oevers zijn de voornaamste knelpunten. Ook aan de migratie naar zijwaterlopen moet aandacht besteed worden. Zijwaterlopen vormen immers belangrijke paai- en opgroeigebieden en zijn ook rustzones voor vissen vanuit de Dender.
|