Evaluatierapport Waterschaarste en Droogte 2020
Het rapport schetst het algemeen kader waarbinnen het waterschaarste- en droogterisicobeheer in Vlaanderen vorm krijgt, beschrijft uitgebreid de droogtetoestand, gaat dieper in op de impact van de droogte op de verschillende sectoren, vermeldt de gevoerde crisiscoördinatie en sluit af met aanbevelingen en actiepunten.
2020: uitzonderlijk warm en droog
De lente van 2020 was een zeer droge lente en de neerslaghoeveelheden tijdens de maanden april en mei waren uitzonderlijk laag. In deze periode werd een nieuw absoluut diepterecord genoteerd sinds de start van de metingen in 1833. Ook in de zomer lagen de neerslaghoeveelheden overal onder de normale waarden. De afvoeren van de onbevaarbare waterlopen en de waterwegen daalden vanaf de tweede helft van maart 2020 snel. Eind maart/begin april werden op veel plaatsen in de onbevaarbare waterlopen opnieuw zeer lage afvoeren voor de tijd van het jaar waargenomen. Ook in verschillende waterwegen (IJzer, Zenne, Dender, Demer, Kleine Nete) waren de afvoeren toen al laag. |
Lage grondwaterstanden zorgden ervoor dat de debieten tijdens het hele voorjaar en de zomer van 2020 op veel plaatsen sterk afhankelijk bleven van neerslag. Na een regenbui stegen de debieten enkel kortstondig. De regen had nauwelijks effect op het basisdebiet.
De combinatie van lage afvoeren en hoge temperaturen zorgden bovendien voor een toename van blauwalgenbloeien. Op een aantal locaties hielden de bloeien zeer lang aan, soms tot in november.
Door dalende debieten en een verminderde waterkwaliteit moest de inname van water uit de IJzer naar het spaarbekken van de Blankaart van mei tot oktober stopgezet worden. Ook in de andere waterproductiecentra was de ruwwaterbeschikbaarheid of het beschikbare buffervolume lager dan normaal, maar moest de productie niet beperkt worden.
In 2020 werden twee zeer grote pieken in het leidingwaterverbruik opgetekend: tijdens het warme hemelvaartweekend en tijdens de hittegolf in augustus.
Heel wat landbouwgewassen leden schade door de droogte, opbrengsten waren aanzienlijk minder groot en veel gewassen (vooral aardappelen en groenteteelten) werden noodzakelijk geïrrigeerd.
Droogtemaatregelen
Voor de onbevaarbare waterlopen
Waterloopbeheerders deden heel wat inspanningen om de peilen in de waterlopen beter te kunnen opvolgen en waar nodig tijdig een captatieverbod te adviseren. Om het water beter vast te houden en de waterafvoer te beperken, pasten ze de peilinstellingen van stuwen en pompgemalen aan, maaiden ze minder in de zomer, zetten ze visdoorgangen waar mogelijk dicht,… .
Voor de bevaarbare waterlopen
De waterwegbeheerder nam tal van waterbezuinigingsmaatregelen om voldoende waterpeilen voor de scheepvaart te kunnen blijven garanderen en om maximaal te kunnen blijven voldoen aan de afvoerverdragen voor het kanaal Gent-Terneuzen en de Maas.
Maatregelen die genomen werden, zijn: het instellen van schutbeperkingen, het stopzetten van lozingen naar zee, het in verbinding zetten van kanalen, het beperken van lekverliezen aan sluizen en stuwen, het terugpompen van water van benedenpanden naar bovenpanden, het dichtzetten van watervangen, …. Op een aantal plaatsten moest diepgangbeperking voor de scheepvaart ingesteld worden.
Captatieverboden
Al in mei werden de eerste verboden ingesteld om water op te pompen uit ecologisch kwetsbare beken en kleine rivieren. In vergelijking met de jaren daarvoor was dat uitzonderlijk vroeg.
De daaropvolgende weken en maanden werden nieuwe captatieverboden ingesteld en verboden meermaals (tijdelijk) uitgebreid of versoepeld, naargelang de droogtesituatie het vereiste of toeliet.
Algemeen gesproken werden in alle provincies captatieverboden ingesteld in de loop van mei, met in mei en juni een aantal uitbreidingen, in juni en juli een aantal versoepelingen en in augustus opnieuw een aantal uitbreidingen. De verboden werden in oktober en november opgeheven, behalve voor een aantal ecologisch kwetsbare waterlopen in Antwerpen waar het verbod pas medio december werd opgeheven.
De droogtecommissie adviseerde de instelling van captatieverboden. Een nieuw kader voor de beoordeling van de ecologische kwetsbaarheid van oppervlaktewater bij droogte ondersteunde de beslissingen om een captatieverbod in te stellen of op te heffen.
In verschillende waterwegen en kanalen werden eerder lokale captatieverboden ingesteld, voornamelijk omwille van de aanwezigheid van toxische blauwalgen.
Aanbevelingen en actiepunten
Het rapport formuleert aanbevelingen bij:
- de opvolging en beoordeling van waterschaarste en droogte aan de hand van indicatoren
- de adviesverlening vanuit de Droogtecommissie
- de verdere uitwerking van het kader voor captatieverboden
- de inzet van alternatieve reactieve maatregelen en alternatieve watervoorraden
- de aanpak van blauwalgenbloeien
- de monitoring van de waterkwaliteit en -kwantiteit bij droogte
- …
De uitwerking ervan wordt onder meer opgenomen bij de optimalisatie van het draaiboek bij waterschaarste en droogte en bij de verdere uitwerking van het afwegingskader voor prioritaire watergebruiken.