Vraag 2
De code van goede praktijk voor bagger- en ruimingsspecie geeft aan welke verplichtingen gelden bij het ruimen van waterlopen, ook bij het ruimen van private grachten.
Het feit dat private grachten (niet-geklasseerde waterlopen) onderhouden moeten worden door de aangelanden (oevereigenaars) wordt opgelegd via het Burgerlijk Wetboek, het Veldwetboek en de provinciale reglementen m.b.t. de niet-geklasseerde waterlopen.
Indien de private gracht de scheidingslijn vormt tussen twee erven, dan behoort de bedding tot het midden toe aan de ene en de andere aangelande (gemene grachten – art. 666 B.W.). Als de loop een perceel doorkruist, dan behoort de bedding volledig toe aan de eigenaar van dit perceel. De aangelanden kunnen particulieren zijn, maar ook overheden of private rechtspersonen.
Volgens de wet op de mede-eigendom draagt iedere mede-eigenaar bij in de nuttige uitgaven tot behoud en tot onderhoud van de gemeenschappelijke zaak, alsook in de kosten van beheer, belastingen en andere lasten betreffende de gemeenschappelijke zaak (art. 577-2, §7 burgerlijk wetboek).
In het provinciale reglement wordt uitdrukkelijk bepaald dat het onderhoud van de gracht, de onderhouds- en herstellingswerken van bermen, dijken, muren,... ten laste vallen van de aangelanden, voor de halve breedte.
Het Veldwetboek (art. 16) en het Burgerlijk Wetboek (art. 640) schrijven tot slot voor dat de lagere gronden het water moeten ontvangen afkomstig van de hogere gronden. Aangelanden moeten er dus op toezien dat de gracht niet verstopt geraakt door takken, wortels, afval, ....