Methode voor onderbouwen van afwijkingen volgens artikel 1.7.2.5.4 van het gecoördineerd decreet integraal waterbeleid (richtsnoer, 2024)
Projecten die een achteruitgang van de toestand van waterlichamen veroorzaken of het bereiken van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water in gevaar brengen, kunnen niet vergund worden, behalve wanneer een afwijking wordt toegestaan volgens artikel 4.7 van de kaderrichtlijn Water (omgezet in artikel 1.7.2.5.4 van het gecoördineerd decreet integraal waterbeleid).
Het gaat om een afwijking in het kader van “nieuwe veranderingen van fysische kenmerken van een oppervlaktewaterlichaam of een wijziging in de stand van een grondwaterlichaam”.
Inhoud methodiek
De methodiek legt uit hoe een initiatiefnemer een afwijking kan onderbouwen.
- In de onderbouwing van een afwijking moet de initiatiefnemer aantonen dat de voorwaarden voor een afwijking vervuld zijn.
- De afwijking moeten onderbouwd worden voor alle waterlichamen waar bij uitvoering van het project, plan of programma een achteruitgang verwacht wordt of het bereiken van de goede watertoestand in gevaar komt.
- Het gaat enkel over projecten en activiteiten, plannen of programma’s die ook na het nemen van milderende maatregelen die deel uitmaken van het project of de activiteit, het plan of het programma, en ook na eventueel eerder genomen milderende maatregelen, een achteruitgang van de toestand van waterlichamen veroorzaken of het bereiken van de goede toestand van waterlichamen verhinderen.
- Als de voorwaarden beschreven in artikel 1.7.2.5.4, §1 niet zijn vervuld, kan geen afwijking toegestaan worden.