Vraag 4
De code van goede praktijk voor bagger- en ruimingsspecie (art. 5.3.4.3, §3) stelt duidelijk dat voor specie uit oppervlaktewater waarin uitsluitend hemelwater toekomt geen monsterneming en analyse nodig is.
Waterlopen die hemelwater ontvangen dat afstroomt van snelwegen, gewestwegen en provinciale wegen vormen hierop een uitzondering. Dat afvloeiwater, dat meestal geen behandeling ondergaat, blijkt in de praktijk immers soms aanleiding te geven tot ernstig verontreinigde ruimingsspecie. Het voorzorgsprincipe blijft steeds gelden zodat voor bepaalde gemeentewegen de noodzaak bestaat van voorafgaande monsterneming en analyse.
Artikel 5.3.4.3, §3 van het VLAREMA staat toe dat de specie van een ruiming van een oppervlaktewater waarin uitsluitend hemelwater toekomt en waarin geen enkele lozing van afvalwater of verontreinigende stoffen gebeurt, op de oevers gedeponeerd wordt zonder voorafgaande monsterneming en analyse. De toepassing van artikel 5.3.4.3, §3 doet wel geen afbreuk aan de geldende grenswaarden voor het gebruik als bodem.